Anti-Monopoly

Door Astrid Pater



Wie de titel Anti-Monopoly ziet, denkt misschien dat het de bedoeling is om zo snel mogelijk van je geld af te komen. Vergis u niet met het MAD-spel: winnen door te verliezen. Nee, in Anti-Monopoly wil je nog steeds de rijkste worden, maar dat hoeft dit keer niet per se door als monopolist door het leven te gaan. 

Monopolisten...
Voor aanvang van het spel wordt er bepaald wie het als monopolist (blauw) gaat spelen en wie het als concurrent (groen). De spelers worden evenredig over deze twee groepen verdeeld, zodat het niet voorkomt dat er 3 concurrenten zijn en maar 1 monopolist. Het doel van de monopolist moge duidelijk zijn, in zijn eentje zoveel mogelijk macht en geld vergaren. Net als in het originele Monopoly ga je straten kopen. Het grote verschil is dat je in Anti-Monopoly meteen huizen en hotels mag bouwen zodra je een meerderheid aan straten in een stad hebt. Daarnaast hoef je de gekochte huizen niet evenredig over de straten te verdelen. Je mag bijvoorbeeld 3 huizen op straat A hebben en geen enkel huis op straat B.

...en concurrenten
De concurrenten kopen natuurlijk ook straten in. Zij mogen in tegenstelling tot de monopolisten meteen bouwen op de straat die zij gekocht hebben. Hun huizen en hotels leveren echter lang niet zoveel op als die van de monopolisten. Concurrenten zullen dus snel kleine beetjes geld verdienen terwijl monopolisten misschien wat meer geduld nodig hebben, maar dan wel in één klap meer geld opstrijken. Daar staat weer tegenover dat monopolisten weer meer inkomstenbelasting moeten betalen. 

Transportbedrijven
De grootste moeilijkheid in het spel zit in de transportbedrijven. Concurrenten die deze kaart in het bezit hebben, halen er niet veel winst uit. Monopolisten daarentegen verdienen er enorm aan. De monopolist die alle vier de transportbedrijven in handen heeft is nagenoeg onverslaanbaar. Als concurrent moet je dus goed nadenken of je een transportbedrijf koopt die je niet zo snel terugverdiend, of dat je het risico wilt lopen dat een monopolist er mee aan de haal gaat. Anti-Monopoly vraagt dus ook nog wat nadenkwerk. Zo zul je als concurrent niet zo snel met een monopolist gaan handelen over een straat. Als concurrent kun je immers makkelijk voorkomen dat er voor de monopolist een monopolie in een stad ontstaat. Monopolisten onderling zullen juist met elkaar willen handelen om die monopolie in een stad wel te krijgen. Sta je in een spel als enige monopolist tegenover twee concurrenten, dan ga je het echt moeilijk krijgen.

Conclusie
Anti-Monopoly is zo’n spel dat je gewoon moet gaan spelen en zo nu en dan nog eens de spelregels erbij pakken. Dan heb je het snel genoeg onder de knie. Aanvankelijk lijkt het de concurrenten misschien voor de wind te gaan, maar hebben de monopolisten eenmaal een monopolie dan kan wind opeens omslaan. Beide partijen hebben dus een gelijke kans om als winnaar uit de bus te komen. Anti-Monopoly is een leuke variant op het echte Monopoly en Professor Anspach toont hiermee aan dat je om rijk te worden niet per definitie monopolist hoeft te zijn. Een sterke concurrentiepositie kan precies dezelfde faam opleveren.



Uitgever: University Games
Speelduur: 90 min.
Auteur: Ralph Anspach
Spelers: 2-6
Leeftijd: vanaf 8 jaar
Prijs: € 19,95

 

. : B A N N E R S : .